BS CAROLUS MAGNUS

Visie

Invulling van het PPGO in onze school en eigen accenten

1. Onderwijs voor hoofd, hart en handen : een brede vorming

In onze school streven we de totale persoonlijkheidsontwikkeling na en hebben we niet alleen oog voor het louter cognitieve aspect. We streven ernaar de kinderen maximale ontplooiingskansen te bieden en hen op te voeden tot sociaal vaardige mensen. We beschouwen het als onze hoofdopdracht de kinderen te begeleiden binnen alle ontwikkelingsgebieden. Ze leven en leren met hoofd, hart en handen tegelijk.

De keuze voor een brede vorming betekent niet dat we de cognitieve ontwikkeling minder belangrijk vinden. Wel streven we die na via allerlei vormen van actief leren.

2. Actief en constructief leren

We hechten veel belang aan actief leren: De leerlingen leren zoveel mogelijk ‘al doende’ in tegenstelling tot het louter abstract-cognitief verwerken van leerinhouden.

Constructief leren impliceert dat we de leerlingen aansporen om zelf na te denken en eigen oplossingsstrategieën te ontwikkelen om een probleem of opdracht aan te pakken.

De essentie van actief en constructief leren is dat we de kinderen in de eerste plaats aanspreken als productieve en creatieve mensen. Het reproductief omgaan met kennis is hieraan ondergeschikt.

De keuze voor actief en constructief leren houdt ook in dat we kiezen voor meer activerende werkvormen waarbij de kinderen vanuit hun eigen inbreng met elkaar kunnen samenwerken.

3. Aandacht voor Intercultureel Onderwijs (ICO) – respect voor anderen

We organiseren activiteiten waarbij de eigen cultuurbeleving van onze leerlingen in de belangstelling komt. Aan de hand van de actualiteitenhoek besteden we voortdurend aandacht aan wat er zich in de wereld afspeelt. Er is binnen de school ook aandacht voor andere bevolkingsgroepen; ouderen (grootouderfeest), buurt, …

4. Differentiatie en integratie van leerlingen met een handicap (geïntegreerd onderwijs/inclusief onderwijs)

We willen kinderen maximale ontwikkelingskansen aanbieden. Daarom stemmen we ons onderwijsaanbod af op het ontwikkelingsniveau, de mogelijkheden en de motivatie van de kinderen.  Alle kinderen zijn verschillend. Het is op die verschillen dat we ons onderwijsleerproces afstemmen.

We moeten ons echter bewust zijn van onze beperkingen. Wanneer we samen met de ouders en het CLB vaststellen dat één van onze leerlingen nood heeft aan speciale begeleiding in het buitengewoon onderwijs, gaan we over tot doorverwijzing.

Daartegenover staat onze positieve houding ten opzichte van inclusief onderwijs en het gegeven dat we er niet voor terugdeinzen om GON-leerlingen binnen onze school op te nemen. We zijn ervan overtuigd dat hun aanwezigheid een meerwaarde kan betekenen voor alle onderwijsparticipanten.

5. Emancipatorisch onderwijs – ontwikkelen van zelfstandigheid

We willen de leerlingen ertoe brengen om als bewuste, actieve en verantwoordelijke partners aan de samenleving deel te nemen. De individuele persoon moet in de samenleving niet alleen maximale ontplooiingskansen krijgen, maar ook bijdragen tot de ontplooiing van anderen.

6. Werken aan sfeer en relaties / sociale vaardigheden

We streven op onze school naar een goede sfeer die de interactie tussen de verschillende onderwijsparticipanten bevordert. We hebben aandacht voor het welbevinden en de betrokkenheid van onze leerlingen.

7. De rol van de ouders

We verwachten dat de ouders bewust voor onze school en haar pedagogisch project kiezen. Dit impliceert dat ze –binnen de mate van hun mogelijkheden- actief meewerken aan het onderwijsleerproces, problemen tijdig signaleren en de kinderen thuis voldoende begeleiden. Dit houdt echter niet in dat wij onze verantwoordelijkheden willen ontlopen! De school blijft de hoofdrolspeler, maar de ouders kunnen wel een belangrijke rol vertolken.

De ouders krijgen binnen onze school voldoende participatiekansen. We denken hierbij aan de schoolraad, het oudercafé, de ouderraad en de verschillende mogelijkheden om in de klassen bij te springen en de leerkrachten mee te helpen ( bij project-/themawerking, openklasdagen,…)

Er heerst een sfeer van openheid tussen de leerkrachten, de directie en de ouders.

 8. Bruggen slaan over de breuken

 Onze school vangt kinderen op tussen 2,5 en 12 jaar. De leerlingen worden in de loop van die jaren meerdere keren met een ‘breuk’ geconfronteerd. Doordat wij allerlei maatregelen nemen, proberen we de breuk te overbruggen en zo een vlotte overstap te bewerkstelligen.

 9. Omgaan met meertaligheid

Bij heel wat van onze leerlingen is de thuistaal niet het Nederlands. Soms komt het Nederlands slechts op de derde of de vierde plaats. We zijn er ons van bewust dat dit invloed heeft op de beginsituatie van de leerlingen. Precies daarom heeft het schoolteam besloten om in zee te gaan met Voorrangsbeleid Brussel (VBB). De ondersteuning van deze externe partner (sinds september 2002) wordt door de leerkrachten als uitermate positief ervaren.

Ondanks onze profilering als meertalige school, wensen we onze identiteit van Nederlandstalig onderwijs toch uitdrukkelijk te blijven in de verf zetten. Het is dan ook logisch dat de voertaal binnen de schoolmuren het Nederlands is en dat alle communicatie uitsluitend in het Nederlands verloopt. Toch kunnen directie en leerkrachten van deze regel afwijken wanneer dit in het belang van het kind is en wanneer er geen kinderen bij het gesprek aanwezig zijn.

Ouders kunnen, voor de vertaling van de Nieuwslijn, een beroep doen op een vrijwilliger die de Nieuwslijn, telefonisch, in het Frans vertalen.

Wanneer een leerkracht tijdens de speeltijd vaststelt dat leerlingen een andere taal dan het Nederlands praten, geeft hij/zij de betrokken leerlingen hierover een opmerking. (Ter informatie: een les begint bij het belsignaal en het vormen van de rijen en eindigt wanneer de leerlingen bij het begin van een speeltijd de speelplaats betreden.) Straf wordt er enkel gegeven wanneer de leerlingen tijdens de les(activiteiten) een andere taal spreken of tijdens speeltijden na meerdere aanmaningen om Nederlands te praten daar nog steeds geen gevolg aan geeft. Leerlingen die vaak een verwittiging of straf krijgen, worden door de leerkrachten naar de directeur verwezen. Die kan de ouders uitnodigen voor een gesprek.

We wensen de anderstaligheid echter niet als een ‘handicap’ te benaderen. Het kan ook een meerwaarde betekenen, een situatie waar zowel de anderstaligen als de Nederlandstaligen op langere termijn wel bij varen.

Plaats een reactie